Ratanakiri

Deze afgelegen en zelden bezochte Cambodjaanse provincie veranderde nog maar een paar jaar geleden, ergens tussen de SARS –golf
en de eerste epidemie van de vogelpest, onopgemerkt in de nieuwste hot spot van Azië.
Verbeterde wegen, een opgedreven veiligheid voor de bezoeker, de nabijheid van een open (alhoewel nog steeds onofficiële) grensovergang met Laos, evenals de heropstart van een vliegverbinding met de Phnom Penh, zorgen ervoor dat steeds meer reizigers de weg naar deze uithoek van Cambodja weten te vinden.
Rattanakiri, aan de grens met Laos en Vietnam, is op veel gebieden anders dan de rest van Cambodja. Zo is de meerderheid van de bevolking lid
van één van de zeven of acht etnische hilltribes (antropologen raken het maar niet eens over het exacte aantal). Elk met een eigen taal, cultuur
en eigen gewoonten. Met vreemde animistische rituelen waarbij men jammer genoeg geen pottenkijkers duldt. Verwacht hier geen exotische klederdracht
of felgekleurde handicrafts. Maar wees niet verbaasd als je hier meisjes van nauwelijks tien jaar een trekje ziet nemen van een immense tabakspijp!
Toeristische attracties zijn een vulkaanmeer, slechts een paar kilometer buiten Banlung; een weinig doordringbaar nationaal park dat reikt tot aan de grens met Laos; en de al even uitgestrekte koloniale rubberplantages.
En iets ten zuiden van de provinciehoofdstad ligt een nederzetting waar Cambodjanen van mijlen in het rond naar toe komen. Met de hoop
dat ze in de omliggende mijnen ooit een kostbare steen zullen vinden. Hooguit één mijnwerker per maand die daarin slaagt. De overigen blijven zoeken naar die ene edelsteen die ooit hun leven moet veranderen…
Transport met het vliegtuig: President Airlines biedt 2 à 3 vluchten per week van/naar Phnom Penh. Ongeveer 110 $ H/T. De landingsstrook bevindt zich pal in het centrum van de stad, op wandelafstand van de meeste hotels en guesthouses. Een motodup
tot in het centrum mag niet meer dan 500 riel kosten.
Phnom Penh Sorya Transport Company legt dagelijks een bus in van / naar P.P. Stung Treng – Banlung met een pick-up of shared taxi: 25.000 riel, reken op vier uur in het droge seizoen en het dubbele in het regenseizoen.
In het centrum van Banlung kan men op diverse plaatsen een fiets (1 $) of bromfiets (5 $) huren.
Overnachting Het Banlung Guesthouse tegenover het luchthavengebouw lijkt een rattenkasteel. Iets verderop is er een trouwens lokaal restaurant waar men elke avond hondenvlees
en tussendoor misschien ook wel ratten serveert.
Het Mountain Guesthouse, eveneens aan het vliegveld, vraagt 2 tot 4 dollar voor kamers die geen al te beste indruk maken.
Het Banlung I “one” Guesthouse (niet te verwarren met voornoemd rattenkasteel)
ligt op nauwelijks tweehonderd meter van het Rattanak Hotel. In de eerste zijstraat naar links wanneer u de weg neemt van het centrale kruispunt naar de markt. Een kraaknette kamer met fan en douche kost hier 5 dollar, iets minder voor wie er drie nachten of meer wenst te logeren. Een aanrader, ook al omdat men er het gasfornuis mag gebruiken: op de markt kan men alle ingrediënten vinden voor noedels met bolognaise-saus.
Eén dollar maakt een verschil. De dagtaak van de dienstmeid van het Banlung I Guesthouse begint al om vijf uur in de morgen. Eerst moet het houtvuur worden aangestoken. Dan gaat het richting markt, om er groenten met wat vlees
of een kleine vis te kopen. Terug in het guesthouse maakt ze de rijstmaaltijd voor de eigenares
van het hotel en haar familie. Tussendoor schrobt ze de gangen en de keuken. Tijd om het ontbijt te serveren. Met wat geluk laat de familie haar enkele overschotjes waarmee ze Davy,
haar dochtertje van zes, kan eten geven. Na de afwas is het tijd om het bedlinnen en de handdoeken
van de gasten af te halen. Van de bazin krijgt ze meteen ook een stapel met de vuile kleren van de familie.
Om dat vervolgens allemaal met de hand te wassen. Een werk waar ze tot een stuk in de namiddag zoet mee is.
Een kleine pauze en dan moeten de kamers van het guesthouse worden gekuist. Door de bazin wordt ze tussenin soms weggezonden om nog een kleine boodschap. Maar tegen een uur of vijf is het wasgoed droog
en kunnen de bedden van de gastenkamers worden opgemaakt. Wanneer de vrouw aan het avondmaal kan beginnen is het al donker. Ook nu krijgt ze misschien nog wat restjes van de maaltijd.
Na de afwas moet ze nog het alomtegenwoordige rode stof wegvegen. Daarbij moet ze letten
op de kinderen van de eigenares die spelen met de kleine Davy. Wanneer de laatste gast naar bed gaat
kan ze eindelijk de poort van het guesthouse sluiten. Soms moet ze dan nog wat kledij van de familie herstellen. Als dat werkje af is kan ze gaan slapen, op een plank in de gang die ze deelt met haar Davy.
Voor al dat werk, zeven dagen op zegen, 365 dagen per jaar, krijgt het vrouwtje welgeteld 12,5 dollar
per maand. Aan haar stralende glimlach te zien is ze daar best gelukkig mee, hulpjes in een ander guesthouse zijn vaak nog slechter af.
En ze kan ook af en toe nog wat bijverdienen met het wasgoed van de gasten. Vijfhonderd riel
of vijf frank, vraagt ze voor een broek. Ook al heeft ze wel een half uur nodig om al dat rode stof er uit te wringen en te persen.
Tussen alle gasten van het Banglung I Guesthouse zijn er wel eens een paar reizigers die hun oren & ogen
niet alleen voor het avontuur openhouden. Een dollarpint minder, en met dat geld kunnen ze al hun spullen
laten wassen en meteen ook een arm vrouwtje iets minder arm maken. Stiekem, want niemand van de familie mag het zien, durven ze zelfs nog een aalmoes geven, “…for Davy, to learn English!”
En de volgende dagen krijgen ze niets anders dan een stralende glimlach.
Het Ratanak Hotel. “Under the enthusiastic management of Mister Leng, this place has improved immeasurably from the old days. The rooms are large and comfortable, tourist information is available and there is a very good restaurant downstairs,” beweert de Lonely Planet.
Klopt niks van, wisten twee Vlaamse reizigers meteen, en ze verzamelden genoeg info om er een kaderstukje aan te wijden.
Begin 2003 werd nabij het postkantoor en de communicatietoren het Tribal Hotel geopend. Bij Miss Kim kost een kamer 6 dollar en meer. Het rijkelijke interieur rechtvaardigt
echter geenszins de buitensporige prijs voor een maaltijd. En de aangeboden excursies kan men elders voor heel wat minder dollars vinden.
De Yaklom Hill Lodge, uitgebaat door een Thaise zakenman, is misschien wel de beste optie voor de iets kapitaalkrachtiger reiziger. Voor 13 dollar
per nacht krijgt u hier een prachtige tweepersoonskamer, inclusief ontbijt. De uitbaters proberen deze zaak op ecologische wijze uit te baten, de mieren moet u er dus bijnemen.
Een miniresort met heel wat voorzieningen, in de voormalige villa van de Franse gouverneur. Het hotel wordt uitgebaat door een Franse UNTAC -veteraan die zich jammer genoeg al te graag uitgeeft als een Cambodjaanse versie
van Mister Rambo. De kwaliteit van de maaltijden haalt er helaas het niveau van de kamers niet. Een excursie met een 4 x 4
kost hier 50 $ per persoon, naar Cambodjaanse normen een waanzinnig bedrag. De motodups van het Rattanak Hotel
Wie tijdens zijn verblijf in Banlung naar een motortaxi of gids vraagt, wordt onmiddellijk doorverwezen
naar de enthousiaste Mister Leng van het Rattanak Hotel, ofde grootste geldhaai ooit gezien in onze reiscarrière (wisten twee kleine Belgen).
Voor Mister Leng is de vraag naar een motodup al voldoende om meteen 2 dollar op te strijken. De aangebrachte motorgids moet dan een brommer via het hotel huren voor 5 dollar, ook al kan hij datzelfde vehikel wat verderop, bij de mecanicien, voor 3 dollar krijgen. En na de daguitstap weet Mister Leng vakkundig het restjes benzine af te tappen.
Kortom, van de 10 dollar die de onwetende reiziger aan het Rattanak Hotel betaalt, houd de motodup nauwelijks iets over. Sommige gidsen zijn nog slechter af: om toeristen te mogen rondvoeren
moeten ze eerst een jaar lang gratis voor Mister Leng werken!
Mister Yuk is een uitzondering. Ooit werkte hij in de rubberplantage, voor een dollar per dag. Met het weinige spaargeld dat hij daaraan overhield volgde hij wat lessen Engels. Zelf een Tampoen (de meeste lokale gidsen zijn Khmer) en met wat familieleden die hem de talen van een paar andere tribes hebben aangeleerd,
kon hij al vlug een paar reizigers de weg wijzen naar de meest authentieke dorpen.
De jongeman probeert onderuit het juk van Mister Leng te geraken, iets waar hij steeds meer lijkt in te slagen: de mond aan mond reclame van tevreden klanten zorgt ervoor dat steeds meer reizigers
rechtstreeks hun weg naar Mister Yuk vinden. Met hun fooien kocht hij alvast
een oplaadbare batterij, een televisie en een vcd-speler. Elke avond verzamelt iedereen van het Tampoen –dorp in zijn hut. Voor 500 riel kan men er karaoke zingen.
De karaokeset blijkt een lonende investering, sommige avonden brengt dit wel tien dollar op.
Binnenkort koopt hij ook een eigen bromfiets. Met driehonderd dollar die hij zal lenen van een nonkel. En honderd dollar die hij zelf moet weten aan te brengen. De toekomst oogt rooskleurig: naast de hut
van Mister Yuk prijkt het skelet van wat ooit een houten huis moet worden…
Mister Yuk, 25 jaar, kan men vinden op de weg van het standbeeld naar het kratermeer. Voor zijn huisje hangt een bord waarop “Mister Yuk, speaks 5 hilltribe-languages”. Als hij er niet is dan kan u hem ’s avonds wel vinden op het voetbalveld nabij het standbeeld. Of geef een briefje aan zijn vrouw (die geen Engels spreekt!) met daarop de naam van uw hotel en het nummer van uw kamer.
Een uitstap achter op de motorfiets van Mister Yuk kost 10 dollar per dag. Minder wanneer u voor
meerdere dagen een beroep doet op zijn diensten. Iets waarover u absoluut niet hoeft te twijfelen!
Het Breakfast Restaurant nabij de taxistand serveert tot 9u.30 een Cambodjaans ontbijt (noedelsoep of gebakken rijst met vlees).
Schuin tegenover het luchthavengebouw ligt een naamloos lokaal restaurant waar men elke avond kan aanschuiven voor geroosterd hondenvlees.
Na het hondenvlees en drie dagen zelfgemaakte noedels met bolognaise-saus is men aan iets anders toe. Het American Restaurant, aan het kruispunt nabij het vliegveld, biedt voor weinig geld een Cambodjaanse versie van een hamburger.
Vroeg in de morgen komen vrouwen van hilltribes uit de wijde omgeving met hun koopwaar naar de markt (Pshar Banlung). Heel fotogeniek!
Yeak Laom (1 $) is een kratermeer en ligt op ongeveer vijf kilometer van het stadscentrum. Zowel de lokale bevolking als de toeristen gaan er elke namiddag
in het kristalheldere water zwemmen. Met de fiets bereikt men het meer in ongeveer twintig minuten: eerst vier kilometer de hoofdstraat volgen, richting Bokeo. Aan het standbeeld van de “chunciet husband with wife” naar rechts. Nog anderhalve kilometer tot aan de vulkaankrater.
Voen Sai (of Virachey) is een dorp langs de Tonlé San, 35 kilometer ten noorden van Banlung. Aan de rivier wacht een bootman voor de boottrip naar Kachoen
(een uur, voor 8 dollar of minder doet hij het ook). Daar kan men een paar indrukwekkende begraafplaatsen van de Tompuon vinden. Op de terugweg wordt er ook nog halt gehouden bij een paar Chinese en Laotiaanse nederzettingen.
Tien kilometer voor Voen Sai is er ook nog een afslag naar Kachoen (brede weg naar rechts). De begraafplaats langs deze kant van de rivier, vlakbij het hospitaal,
is nog meer indrukwekkend. Het Farang Magazine, een tijdschrift voor rugzaktoeristen uit Khao San Road in Bangkok, heeft in 2003 een artikel gewijd aan deze begraafplaats. Sindsdien komen steeds meer trekkers naar deze begraafplaats gluren, tot groot ongenoegen van de lokale bevolking… Respecteer de voorschriften die er uithangen!
Deze trip is gemakkelijk zelf te doen: eerst van Banlung naar Ochum (met de enige elektriciteitscentrale van Cambodja, sinds de gebeurtenissen van 11/9 staatsgeheim)
en vervolgens steeds rechtdoor in noordelijke richting.
Voen Sai is ook de toegangspoort tot het Virachay National Park. Populair bij steeds meer reizigers, maar om beestjes te zien moet je minstens vier dagen ver het park intrekken.
Nog verder in de ondoordringbare jungle zou B3 liggen, een tot op heden niet teruggevonden ondergronds commandocentrum uit de Vietnam oorlog. En ook een paar gecrashte B-52 bommenwerpers. Zeker ook illegale houtzagerijen.
En misschien ook nog wel een ongerepte hilltribe. Wie dit park wil bezoeken neemt best ter plaatse contact op met de parkwachters (vraag naar So Phat).
Voor de rit naar Ta Veng (57 kilometer) doet men beter een beroep op een lokale gids. De weg naar Ta Veng lijkt op een roetsjbaan. Met weidse uitzichten, hier en daar
een dorp van de Broue, Kroeung (met de bamboehuisjes op stelten voor de jongeren), of de Tampuon.
Lumphat (ongeveer 40 kilometer) is een uitgestrekte spookstad die in 1975 werd platgebombardeerd door Amerikaanse B-52 vliegtuigen. De bomkraters lijken op die uit de West-Vlaamse frontstreek en zijn niet echt een dagtocht waard.
Op weg naar Chum Rum Bai Srok (35 kilometer) zijn de Kachulan Waterfalls een stop waard. Van daaruit gaat het via junglepaden – een gids is hier onmisbaar –
naar het mijnstadje vol straatstalletjes, karaokecafé’s en bordelen.
Het landschap met de mijnputten doet denken aan gruyère met gaatjes van wel 20 meter diep. Een dagtocht die zeker niet op uw reisprogramma mag ontbreken!
Vanuit Stung Treng is het nog 40 kilometer naar Bokeo. Het enige guesthouse hier sloot er in 2002 de deuren. Hier begint het territorium van de Jaraï en de meest authentieke hilltribes van de provincie.
Een paar kilometer voor Bokeo is er een afslag naar Andong Meas, nog vele kilometers verder. Daar wacht een bootsman voor een boottocht naar een begraafplaats van
de Jaraï, twee uur stroomopwaarts. De Franse patroon van Terres Rouges Lodge heeft het monopolie van deze trip opgeëist: de boottrip kost 15 dollar, een bezoek aan
de begraafplaats 5 dollar. Tussen zijn cliënteel steekt er gelukkig ook af en toe een rijke Fransoos die twee sympathieke Vlamingen op dit uitstapje trakteert.